Het is onze eerste avond in Algiers, in Algerije dus. We hebben heerlijk en gezellig gegeten en ik loop naar de eigenaar om de rekening te gaan betalen. Hij laat de rekening zien en die is wel erg laag. Ik kijk hem vragend aan en de man zegt: “Ja, de tafel naast jullie heeft een deel van de rekening betaald.” De – tafel – naast – ons – heeft – een – deel – van – de rekening – betaald?

Doe normaal.

Wat was er eerder gebeurd op de avond.

We zaten te eten in dit knusse restaurantje. Naast ons zaten drie vrouwen. Ze dronken wat, bestelden (nog) niets. Dat duurde best een tijdje. Na een uur bleek waarom. Ze hadden op hun mannen gewacht. Die namen elders in het restaurantje plaats, omdat er geen plek was bij hun vrouwen aan tafel. Wij zaten aan het tafeltje naast de vrouwen en boden aan van tafel te wisselen. En zo geschiedde. Dat vonden zij zo’n groots gebaar, dat ze een deel van onze rekening hadden betaald. Op dat moment dachten wij nog, dit is eenmalig. Dit is een uitzondering. Deze mensen overdrijven hun dankbaarheid.

Maar nee, het bleek diep in de Algerijnse cultuur te zitten. Een haast grenzeloze generositeit. In de tien dagen erna, maakten we dit op verschillende momenten mee.

We staan een kopje koffie te drinken in een cafeetje in Constantine, kletsen wat met een man uit de stad en bij betaalt onze koffies.

Abdallah, de broer van een Algerijnse vriend van ons, kwam drie uur uit de bergen rijden om ons te verwelkomen in Algerije – om 23 uur ’s avonds. Hij kwam Algerijns geld brengen dat hij voor ons lokaal had gewisseld, tegen een gunstige koers.

Een paar dagen later zitten we bij hem en zijn vrouw Farida verrukkelijk te lunchen in het dorpje Raffour in de overweldigend prachtige Djurdura bergen. Het is alsof je elkaar al jaren kent. Algerijnen zijn zo ongelofelijk open en direct. We moesten later die middag een pas over om onze gîte te bereiken waar we vier nachten gingen overnachten. En uiteraard, wilden zij ons over die pas leiden. Een hele onderneming voor hem en zijn vrouw. We rijden weg, stoppen bij het plaatselijke cafeetje en gaan daar een koffie ‘to go’ halen voor onderweg. Abdallah ontmoet daar een vriend en vertelt wie we zijn. Voordat Abdallah twee keer met zijn ogen kan knipperen heeft die vriend de koffies betaald. “Graag gedaan”, “geniet van ons land”. Ze doen het dus ook onder elkaar.

Ze hoeven er niets voor terug. Het is totaal vanzelfsprekend. Om het goed te hebben met elkaar. Om een gezamenlijkheid te voelen. Omdat je het ook samen moet doen in het leven. Om alles te laten blijven stromen. 

En die diepgewortelde Algerijnse cultuur om het goed te hebben met elkaar. Om een gezamenlijkheid te voelen. Dat je gezien wordt. Omdat het je het ook samen moet doen in het leven. Omdat dan alles blijft stromen. En dat je dat ook concreet moet maken. Uitdragen. Doen. Doen, ja. Leven. Die hebben we voor altijd meegenomen.

De Algerijnen zijn open en direct. Trots en zelfbewust. Heel energiek. En ‘chill’ tegelijk. En voelen zich – uiteraard volkomen terecht – volkomen gelijkwaardig aan een Europeaan of Westerling. Maar ik zeg het hier, omdat je dat niet altijd voelt. In sommige landen voel je je nogal eens ongemakkelijk omdat men zich daar zo verschrikkelijk dienstbaar en ondergeschikt opstelt. Bij de Algerijnen is daar geen spoor van.

De eigenaren van de gîte, Nahema en Yassine, waar we in de bergen verbleven, namen ons mee naar Tizi Ouzzou, een grote provinciestad. We bezochten er ook het museum voor de bevrijdingsoorlog tegen de bezetting van Frankrijk. Toen men daar lucht kreeg van het feit dat er twee Nederlanders waren, kwam de directeur hoogst persoonlijk ons een grand tour geven. Het was niet ongemakkelijk. Het was gemeend. Het was oprecht verwelkomend. En ja, natuurlijk voelden we ons toch een beetje als Willem-Alexander en Maxima toen we op de foto ‘moesten’ met een schoolklas, een bos bloemen en de vlag van Algerije. Maar het was allemaal even goed bedoeld. En zo voelde het ook oprecht.

Even later nodigden Nahema en Yassine ons uit voor de lunch. Geen sprake van dat we dat konden weigeren. Daarna aten we een deur verder een ijsje. Joris liep naar binnen om nog een kopje koffie te bestellen. Toen Yassine even later binnen wilde afrekenen, was dat al gebeurd. 😉 We waren al aardig ingeburgerd aan het raken.

En die diepgewortelde Algerijnse cultuur om het goed te hebben met elkaar. Om een gezamenlijkheid te voelen. Dat je gezien wordt. Omdat het je het ook samen moet doen in het leven. Omdat dan alles blijft stromen. En dat je dat ook concreet moet maken. Uitdragen. Doen. Doen, ja.. Leven. Die hebben we voor altijd meegenomen.

0 reacties

Een reactie versturen